De SGP bereidt zich voor op de volgende raadsperiode. In een serie werkbezoeken heeft de fractie zich verdiept in de zorg (Mariposa), onderwijs (Nuborghcollege) en handhaving (de BOA’s). Op 9 maart was het de beurt aan de industrie, in de zwaarste categorie die de gemeente Elburg heeft. Fractie en bestuur van de partij bezochten de Machinefabriek Elburg (MFE).
De eigenaar-directeur Herman Ponstein sprak goed voorbereid over de historie van het bedrijf, de activiteiten op dit moment en de behoeften voor nú en voor de toekomst. Het bedrijf is ontstaan na het faillissement van Mogema in 1983. De bank liet toen alles van waarde weghalen uit de panden. In het pand startte toen MFE, maar Mogema ging ook door in ’t Harde. Na jaren van felle concurrentie ontstond een verschillende focus: Mogema richtte zich meer op halfgeleiders, met ASML als grote klant, MFE koos voor de truckindustrie, met DAF als grootste klant. Op dit moment komt 40% van de omzet uit producten voor DAF, wat het bedrijf wel wat kwetsbaar maakt. Herman is daar nuchter onder: “Op dit moment gaat het goed, dus plukken we er de vruchten van. Als het ooit tot problemen leidt, hebben we in ieder geval jarenlang kunnen profiteren en een buffer op kunnen bouwen.”
DAF is in handen van een Amerikaans bedrijf. Dat merken ook de toeleveranciers. MFE moet producten die nodig zijn snel en met zeer hoge kwaliteit kunnen leveren. Een kink in de kabel bij één van de toeleveranciers, zorgt voor stagnatie van de productie van de trucks. MFE wordt in dat geval geconfronteerd met hoge “penalties”. Dat heeft de aandacht voor kwaliteit verscherpt en het bedrijf verzakelijkt. Vroeger zeiden ze bij een fout “dat kan een keer gebeuren”, nu zeggen ze “dat mag niet weer gebeuren”. Herman is geen voorstander van een dergelijke harde cultuur, maar kan er niet onderuit: “Anders kunnen we binnenkort een bordje op de deur doen: ‘Wegens rijkdom gesloten’ ”.
Naast het managementteam en het middenkader (ca. 20 mensen) werken er 110 à 120 mensen bij het bedrijf, waarvan ca. 45 buitenlandse werknemers. Dat zijn technisch geschoolde mensen uit landen als Tsjechië, Polen en Slovenie. Door de uitstekende procesbeheersing kan een nieuwe medewerker al binnen twee weken zijn werk grotendeels zelfstandig doen. Dat biedt dus mogelijkheden voor jonge technici, waarbij LBO qua opleiding voldoende is. Huisvesting van buitenlands personeel is namelijk een groot probleem. Daarom koopt MFE op dit moment zelf huizen voor het personeel. Ook wordt meegewerkt aan gezinshereniging: “Eén van onze Poolse werknemers vond zichzelf geen goede vader. Hij was immers òf zonder zijn gezin hier om geld te verdienen òf bij zijn vrouw en kinderen zonder inkomsten. Ik beloofde de man voor een huis te zorgen als zijn vrouw hierheen zou komen. Aldus geschiedde: ze wonen nu in Dronten bij elkaar, en de man is een zeer betrokken werknemer!”
Niet alleen voor personeel moet huisvesting komen. Door uitbreiding van de orderportefeuille moet de productie omhoog. Verplaatsing van de fabricage naar andere landen is geen optie. “De gemeente doet haar best”, vindt Herman, “maar of het op tijd is om alles geregeld te hebben voordat de eerste paal de grond in gaat? Ik betwijfel het!”
De rondleiding door het bedrijf bewijst dat alles gericht is op het doorgaan van de productie. Alle benodigdheden worden tijdig klaargezet, om stagnatie tot een minimum te beperken. Indrukwekkend is het Flexible Manufacturing System (FMS), dat grotendeels gerobotiseerd MFE in staat stelt om “just in time delivery” toe te passen zonder grote (en dus: dure) voorraad eindproducten. Dat toont de ondernemersgeest van Herman: “De investering hierin was enorm, maar we hebben er nu dagelijks voordeel van. Je moet soms grote stappen durven zetten, om vooruitgang te boeken.”